maandag 6 oktober 2008

"Sonnet XVIII" by William Shakespeare (1564 - 1616)

Shall I compare thee to a summer's day?
Thou art more lovely and more temperate:
Rough winds do shake the darling buds of May,
And summer's lease hath all too short a date:
Sometime too hot the eye of heaven shines,
And often is his gold complexion dimm'd;
And every fair from fair sometime declines,
By chance, or nature's changing course untrimm'd;
But thy eternal summer shall not fade,
Nor lose possession of that fair thou ow'st;
Nor shall Death brag thou wander'st in his shade,
When in eternal lines to time thou grow'st:
So long as men can breathe, or eyes can see,
So long lives this, and this gives life to thee.


Plot: Het gedicht hierboven gaat over een persoon. Deze persoon wordt vergeleken met de zomer. Gaandeweg het gedicht komt de schrijver erachter dat de zomer nadelen heeft en zijn muze heeft geen nadelen. (Een voorbeeld van een conceit)
Zijn muze zal altijd voort blijven leven in dit gedicht, omdat het aan haar opgedragen is.
Scene: Onduidelijk, maar dat is ook niet van belang
Theme: De eeuwige liefde die nooit over zal gaan.
Characters: Eigenlijk alleen de muze aan wie het gedicht geschreven is.
Point of view: Het ik-perspectief. Het wordt vertelt door de schrijver van het gedicht
Personal opinion:
(Isabel) Ik vond het wel een mooi, romantisch gedicht. De vergelijkingen in het gedicht zijn mooi bedacht.

(Edine) Ik vind het vooral mooi dat zijn muze voor altijd voort zal leven in dit gedicht. Verder zijn de vergelijkingen mooi gevonden.

Geen opmerkingen: